Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Werkloosheidswet, enz. (vrijwillige verzekering voor personen werkzaam in het buitenland)

 

Artikel VII
1
het[Tekstcorrectie: "het" moet zijn "Het"] Landelijk instituut sociale verzekeringen laat, op zijn verzoek, tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering, bedoeld in Hoofdstuk III van de Werkloosheidswet (Stb. 1987, 93) en de vrijwillige verzekering bedoeld in Hoofdstuk IV van de Ziektewet (Stb. 1987, 88) of tot de vrijwillige verzekering bedoeld in Hoofdstuk VI van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1987, 89) toe de persoon jonger dan 65 jaar, die op de dag, waarop deze wet in werking treedt, werkzaam is als bedoeld in artikel 53, eerste lid, onderdeel b, c en d van de Werkloosheidswet en artikel 64, tweede lid, onderdeel b, c en d van de Ziektewet of artikel 81, tweede lid, onderdeel b, c en d van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2
Een verzoek tot toelating tot de vrijwillige verzekering als bedoeld in het eerste lid dient te worden ingediend binnen twaalf weken na de dag, waarop deze wet in werking treedt.
3
het[Tekstcorrectie: "het" moet zijn "Het"] Landelijk instituut sociale verzekeringen is bevoegd te verklaren, dat een verzoek om toelating, ingediend na afloop van de in het tweede lid gestelde termijn, geacht wordt tijdig te zijn ingekomen, indien de persoon die het verzoek heeft gedaan, redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
4
het[Tekstcorrectie: "het" moet zijn "Het"] Landelijk instituut sociale verzekeringen doet de vrijwillige verzekering als bedoeld in het eerste lid aanvangen op de dag van ontvangst van het verzoek tot toelating.
5
De persoon, die met toepassing van het eerste lid wordt toegelaten tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt vanaf de aanvang van zijn in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, voorzover deze na 1 januari 1987 zijn verricht, geacht als werknemer arbeid te hebben verricht.
6
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge dit hoofdstuk dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt vijf jaar na de dag van inwerkingtreding van de wet waarbij dit lid werd ingevoegd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •